VERHAAL BERT VAN KEMPEN

De helden van de loopgraaf

10 Dagen voor de inval. Soldaten 2e compagnie van het 15e grensbewakingsbataljon (begin mei 1940) . Café Halfweg G.Tunnissen Veerstraat 55

De loopgraaf bij kilometerpaal 150 aan de Maas bij Boxmeer was het toneel van een manhaftige verdediging tegen de Duitsers in mei 1940. In de morgen bij het ochtendgloren van vrijdag 10 mei overrompelden Duitse troepen o.a. de grensovergangen bij Siebengewald en Ven Zelderheide. Over de Hommersumse weg naderden zij Heijen, staken de weg Nijmegen-Venlo over en stonden vrijwel onmiddellijk aan de oever van de Maas.

Zij hadden het getroffen. Ter plaatse maakte de meanderende rivier een bocht van bijna 180 graden met een glooiend aflopende oever met laaggroeiend struikgewas. De rivier was aan deze zijde in zuidelijke richting over grote afstand ondiep en dus doorwaadbaar.

Op de welwillend door Rijkswaterstaat gezochte oude, weliswaar vergeelde, rivierkaart 333 is deze situatie ter plaatse duidelijk weergegeven. Ook zien we op de westoever, net voorbij kilometerpaal 150, in noordelijke richting een overeenkomstig ondiep gedeelte in de rivier. Het maaiveld van de oever aan deze westzijde rijst zeker 2,5 tot 3 meter steil boven de waterspiegel uit.

Op deze westzijde zijn de kazematten gebouwd en de loopgraven gegraven om een vijandelijk voornemen de rivier over te steken in de kiem te smoren. Zie volgend kaartje. Tussen de kazematten 66 en 67 stond op het landweggetje ter versterking en ondersteuning nog een stuk pantserafweergeschut opgesteld.

Uit het rapport van de commandant van de 65 blijkt, dat hij bij een bespreking op het compagniesbureau de aandacht heeft gevestigd op een baggermolen, die op de rivier in het schootsveld van zijn kazemat lag. Dit schootsveld bedroeg 40 graden. De hinder was zo groot, dat door de ligging van de molen het schootsveld en zicht 25 % minder was.

Bij de rivier aangekomen pompte de vijand tig rubberen opblaasboten op en ging te water. De verdedigers openden het vuur en de aanvallers, de in het water opspattende kogels ziende, lieten de boten halsoverkop in de steek en zochten dekking in het struikgewas. De boten dreven leeg af. De vijand begon met de meegebrachte lichte infanteriewapens de kazematten te beschieten, doch dit vuur deerde de degelijk gebouwde kazematten niet.

Drie pogingen strandden zo, maar de vijand kreeg ondertussen inzicht in de wijze van verdediging. Zij bedachten een strategie om een volledig fiasco van de operatie te voorkomen. Zij voerden de gevreesde 8,8 cm pansterafweerkanonnen aan, die het op moesten nemen tegen de kazematten 66 en 67. Het wapen van de 129 was inmiddels geblokkeerd geraakt tijdens het schieten, terwijl de vijand niets te duchten had van de 68 omdat de operatie zich buiten het schootsveld van deze kazemat afspeelde.

Bij de rivier aangekomen pompte de vijand tig rubberen opblaasboten op en ging te water.

Schutters in Kazemat aan de Maas

Kazemat 65s

Gedenkteken 7 gesneuvelden oude begraafplaats aan de Carmelietenstraat-West

Eerst werd de 67 door een voltreffer van de 8,8 getroffen, de commandant raakte daarbij gewond en verliet de kazemat, twee doden achterlatend. Een vierde oversteekpoging mislukte opnieuw. Een tweetal bedieningsmanschappen van het pantserafweergeschut werd dodelijk getroffen door granaatsplinters. Het stuk geschut zelf werd, na alle munitie verschoten hebben, ook door een voltreffer uitgeschakeld.

De commandant van kazemat 68 had inmiddels gezien dat 5 à 6 mitrailleurgroepen zich op de oostoever buiten zijn schootsveld gereed maakten. Hij slaagde er volgens zijn rapport niet in de naastgelegen loopgraaf, tussen 68 en 67, te alarmeren. Toen de vijfde oversteekpoging begon, verscheen juist op dat moment het binnenvaartschip de Neeltje ten tonele. De mitrailleurgroepen werden op die plek geposteerd om de in de boten overstekende manschappen tegen het geweervuur van de schutters in de loopgraven te beschermen. De verdedigers hadden immers geen mitrailleurs meer tot hun beschikking.

Begrijpelijk is dat er een goede communicatie moest zijn tussen de bevelhebber van de mitrailleurs van de vijand en de overgestoken vijandelijke manschappen, immers het dekkingsvuur dat over de loopgraven lag, moest bij het bestormen van de westoever stoppen. Dit over-en-weerseinen moet door kundige seiners gedaan zijn, die voor elkaar goed zichtbaar waren (we denken hierbij aan vlagseinen of armseinen).

Het kaartje met de schootsvelden van de kazematten 65 en 68 laat zien waar de Duitsers met succes op de westoever met het minste risico konden.

De Helden van de Kazematten: